


De evolutie van het ‘Bushwoman’-label: van empowerment naar stereotypering en weer terug
‘Bushwoman’ is een term die historisch werd gebruikt om een blanke vrouw te beschrijven die op het platteland woonde, vooral in het zuiden van de Verenigde Staten. De term werd vaak geassocieerd met vrouwen die werden gezien als ruig en ruig, en die bedreven waren in buitenactiviteiten zoals jagen en landbouw. De term ‘bushwoman’ heeft zijn wortels in het begin van de 19e eeuw, toen veel vrouwen op het platteland van Van het Zuiden werd verwacht dat het zelfvoorzienend zou zijn en taken zou uitvoeren die traditioneel als mannenwerk werden beschouwd. Deze vrouwen werden vaak beschreven als ‘zo sterk als ongelooide huid’ en als ‘bosvrouw-geest’, wat betekent dat ze sterk en veerkrachtig waren in geval van tegenslag. Na verloop van tijd kreeg de term ‘bosvrouw’ een negatievere connotatie, omdat het werd vaak gebruikt om vrouwen te stereotyperen die als ongeraffineerd en ongekunsteld werden gezien. De afgelopen jaren is de term echter door sommige vrouwen opnieuw opgeëist als een teken van trots, dat hun onafhankelijkheid en zelfredzaamheid symboliseert.



