


Inzicht in niet-statieve werkwoorden versus statieve werkwoorden in de Engelse grammatica
Nonstatieve werkwoorden zijn werkwoorden die geen staat of toestand van het zijn beschrijven. Ze beschrijven doorgaans een actie of gebeurtenis die plaatsvindt en vervolgens ophoudt, in plaats van een permanente staat van zijn. Voorbeelden van niet-statieve werkwoorden zijn: Actiewerkwoorden zoals 'rennen', 'springen', 'eten' " (wanneer gebruikt om een onderwerp aan een bijvoeglijk naamwoord te koppelen, zoals in "Ze is lang")
* Helpende werkwoorden als 'willen', 'zou', 'kunnen'
Statieve werkwoorden beschrijven daarentegen een staat of toestand van het zijn die aanhoudt na een tijdje. Voorbeelden van statieve werkwoorden zijn:
* "Wees" wanneer gebruikt als hoofdwerkwoord (zoals in "Hij is een dokter")
* "Hebben" wanneer gebruikt als hoofdwerkwoord (zoals in "Ze heeft blauwe ogen")
* "Geweest" wanneer gebruikt als hoofdwerkwoord (zoals in "Ze zijn tien jaar getrouwd")
Het is de moeite waard om op te merken dat sommige werkwoorden zowel statief als niet-statief kunnen zijn, afhankelijk van hoe ze worden gebruikt. 'zijn' kan bijvoorbeeld statief of niet-statief zijn, afhankelijk van de context.



