


Tapasvi begrijpen: het concept van boetedoening en spirituele praktijk in het hindoeïsme en jaïnisme
Tapasvi (Sanskriet: तपस्वी, Tapasvin) is een Sanskrietwoord dat betekent "iemand die boete doet" of "iemand die toegewijd is aan spirituele praktijken". Het wordt vaak gebruikt in het hindoeïsme en het jainisme om te verwijzen naar een persoon die afstand heeft gedaan van het wereldse leven en zich bezighoudt met spirituele bezigheden. In het hindoeïsme wordt tapasvi vaak gebruikt om een sannyasi (verzaker) te beschrijven die zijn of haar leven heeft gewijd aan het nastreven van spirituele kennis en zelfrealisatie. Zulke individuen kunnen geïsoleerd leven, zich bezighouden met intense meditatie en gebed, en een strikte gedragscode volgen die vasten, celibaat en niet-gehechtheid aan wereldse bezittingen omvat. In het jainisme wordt tapasvi gebruikt om een monnik of non te beschrijven die afstand heeft gedaan van alle wereldse bezittingen en houdt zich bezig met spirituele praktijken zoals meditatie, vasten en zelfkastijding. Van deze individuen wordt verwacht dat ze een strikte gedragscode volgen die geweldloosheid, waarachtigheid, niet-stelen, celibaat en bezitsloosheid omvat. Over het algemeen wordt de term tapasvi gebruikt om individuen te beschrijven die hun leven hebben gewijd aan het nastreven van spirituele groei en zelfrealisatie, vaak door middel van praktijken als meditatie, boetedoening en afstand doen van wereldse bezittingen.



