


Het tweesnijdende zwaard van Abrin: onderzoek naar het therapeutische potentieel en de toxische risico's ervan
Abrin is een giftig eiwit dat voorkomt in de zaden van de Afrikaanse klauwkikker (Xenopus laevis). Het werd voor het eerst ontdekt in 1965 door wetenschappers van het National Institute of Allergy and Infectious Diseases, die de huidafscheidingen van de kikker bestudeerden voor mogelijk gebruik als vaccinadjuvans. Abrin is een ribosoom-inactiverend eiwit (RIP), wat betekent dat het de productie blokkeert van eiwitten in cellen door de functie van ribosomen te remmen. Dit kan leiden tot celdood en weefselschade, vooral in organen zoals de lever en de nieren. Er is aangetoond dat Abrin zowel antivirale als antitumorale eigenschappen heeft, en het wordt onderzocht als een potentieel therapeutisch middel voor verschillende ziekten, waaronder kanker en HIV. . De toxiciteit ervan voor mensen en dieren is echter ook goed gedocumenteerd, en het kan bij sommige individuen ernstige allergische reacties en anafylaxie veroorzaken. Over het geheel genomen is abrin een complex en potentieel gevaarlijk eiwit dat zorgvuldige behandeling en studie door getrainde professionals vereist.



