


De betekenis van Tammuz in de Hebreeuwse kalender
Tammuz (Hebreeuws: תמוז, Tammus) is de vierde maand van de Hebreeuwse kalender. Het valt meestal in juni en juli van de Gregoriaanse kalender. De naam "Tammuz" komt van het Akkadische woord "Tammuzi", wat "zoon" betekent. In de Hebreeuwse Bijbel wordt Tammuz geassocieerd met rouw en weeklacht, omdat het de maand is waarin verschillende belangrijke gebeurtenissen plaatsvonden die leidden tot de verwoesting van de Eerste Tempel in Jeruzalem. Een van de belangrijkste gebeurtenissen die verband houden met Tammuz is de dood van de profeet Samuël, die stierf op de 28e dag van de maand (1 Samuël 4:18). Bovendien doorbraken de Babyloniërs de muren van Jeruzalem tijdens de maand Tammuz, wat leidde tot de belegering en uiteindelijke vernietiging van de Eerste Tempel (Jeremia 39:2-3). In moderne tijden is Tammuz een maand van rouw geworden voor het Joodse volk. , omdat het het begin markeert van de drie weken van verdriet die leiden naar het vasten van Tisha B'Av, dat de vernietiging van zowel de Eerste als de Tweede Tempel in Jeruzalem herdenkt. Gedurende deze tijd onthouden veel Joden zich van vreugdevolle activiteiten zoals bruiloften en feesten, en concentreren ze zich in plaats daarvan op rouw en berouw. Over het geheel genomen is Tammuz een belangrijke maand op de Hebreeuwse kalender, gekenmerkt door zowel verdriet als hoop voor de toekomst. Het dient als herinnering aan de tragedies uit het verleden die het Joodse volk zijn overkomen, en biedt tegelijkertijd een gelegenheid voor reflectie en spirituele groei.



