


Wat is compileren?
Compileren is het proces waarbij broncode die in een programmeertaal is geschreven, wordt omgezet in machinecode die door een computer kan worden uitgevoerd. De broncode wordt geanalyseerd en omgezet in machinecode met behulp van een compiler, een softwaretool die deze taak uitvoert.
Het compilatieproces omvat doorgaans verschillende stappen:
1. Voorverwerking: de broncode wordt opgeschoond en voorbereid voor compilatie door opmerkingen en andere richtlijnen te verwijderen die niet nodig zijn voor het compilatieproces.
2. Lexicale analyse: De broncode wordt opgesplitst in individuele tokens, zoals trefwoorden, identificatiegegevens en symbolen.
3. Syntaxisanalyse: De tokens worden geanalyseerd om er zeker van te zijn dat ze een geldig programma vormen volgens de syntaxisregels van de taal.
4. Semantische analyse: De betekenis van het programma wordt gecontroleerd door de relaties tussen de tokens en de semantiek van de taal te analyseren.
5. Generatie van tussenliggende code: De broncode wordt vertaald in tussencode, een representatie van het programma op een hoger niveau die gemakkelijker kan worden geoptimaliseerd en getransformeerd. Optimalisatie: De tussencode wordt geoptimaliseerd om de prestaties van de resulterende machinecode te verbeteren. Hierbij kan het gaan om technieken zoals het afrollen van de lus, het elimineren van dode codes en het toewijzen van registers. Codegeneratie: De geoptimaliseerde tussencode wordt vertaald in machinecode, wat de uiteindelijke vorm is van het programma dat door de computer kan worden uitgevoerd. Het doel van compileren is het creëren van een uitvoerbaar programma dat op een computer kan worden uitgevoerd. Het gecompileerde programma kan worden opgeslagen op een opslagapparaat, zoals een harde schijf of SSD, en in het geheugen worden geladen wanneer dat nodig is. Wanneer het programma wordt uitgevoerd, wordt de machinecode uitgevoerd door de processor van de computer, die de instructies in het programma uitvoert.



