


Het blootleggen van de geheimen van Lacertilia, een fossiel geslacht van vroege zoogdieren
Lacertilia is een geslacht van uitgestorven zoogdieren die leefden tijdens het Eoceen, ongeveer 50 miljoen jaar geleden. Deze dieren waren kleine tot middelgrote, herbivore zoogdieren die verwant waren aan moderne knaagdieren en lagomorfen (konijnen en hazen). Ze hadden een kenmerkende schedelvorm en tandstructuur die hen onderscheidden van andere vroege zoogdieren. Lacertilia is bekend uit verschillende goed bewaarde fossiele exemplaren die in Europa en Noord-Amerika zijn gevonden. Deze fossielen bieden waardevolle informatie over de evolutie van vroege zoogdieren en hun diversiteit tijdens het Eoceen. Een van de meest interessante kenmerken van Lacertilia is de tandstructuur, die een kenmerkende reeks snijtanden en wangtanden omvat die gespecialiseerd waren in het eten van planten. De snijtanden waren klein en puntig, terwijl de wangtanden groter en complexer waren, met meerdere knobbels en ribbels. Deze tandstructuur suggereert dat Lacertilia goed was aangepast aan het eten van taai, vezelig plantaardig materiaal, zoals bladeren en stengels. Lacertilia valt ook op door zijn schedelvorm, die wordt gekenmerkt door een lange, smalle snuit en een kenmerkende sagittale kam (een benige rand die langs de middellijn van de schedel loopt). Aangenomen wordt dat de sagittale kam krachtige kaakspieren ondersteunde die werden gebruikt voor het grijpen en manipuleren van voedsel. Over het geheel genomen is Lacertilia een belangrijk geslacht van vroege zoogdieren dat waardevolle inzichten biedt in de evolutie van het gebit en de schedelstructuur van zoogdieren tijdens het Eoceen.



